Skip to main content

Mensen van het AG

Jan Koppen

09 oktober 2017

Zijn verdienste voor het Academisch Genootschap? “Ach. Dat ik al heel lang lid ben.”

Bas Bierkens
Aan het eind van het gesprek komt hij toch spontaan met iets waarop hij trots is. Hij haalt er een ijzeren doosje bij: de brillenkoker van zijn overgrootvader, onderwijzer in West-Graftdijk bij Alkmaar, midden 19e eeuw.

Jan Koppen als lenzenslijper in het AG-toneelstuk ‘Galilei’, 2016

Jan Koppen (78) is de bescheidenheid zelve. Zijn verdienste voor het Academisch Genootschap? “Ach. Dat ik al heel lang lid ben.” Insiders weten wel beter. 

Aan het eind van het gesprek komt hij toch spontaan met iets waarop hij trots is. Hij haalt er een ijzeren doosje bij: de brillenkoker van zijn overgrootvader, onderwijzer in West-Graftdijk bij Alkmaar, midden 19e eeuw. “Zijn zoon, mijn grootvader, was aannemer. Bepaald geen academisch milieu. Maar zijn drie zonen gingen allemaal studeren. Mijn vader had ook weer drie zonen die een academische graad haalden. En mijn twee zoons hebben eveneens aan de universiteit gestudeerd. De een is neuroloog, de ander softwareontwikkelaar. Dat is toch wel een ontwikkeling om trots op te zijn.”

Nog zoiets: het huis waarin hij alweer veertig jaar woont, samen met zijn vrouw Ariane, in de bossen van Waalre. Stijl: de Bossche School, dus uitgevoerd volgens een strikt systeem van verhoudingen in hoogte, lengte en dieptematen, met een sobere vormgeving van beton, baksteen en hout. Zelf destijds laten bouwen, geïnspireerd door soortgelijke huizen in de omgeving. Als octrooigemachtigde in dienst bij Philips sinds 1968 vond hij, net als vele collega’s, ruim voldoende tijd om naast zijn werk een eigen huis te realiseren. “Dat zou nu niet meer kunnen.” Onder andere het schilderwerk en het plafond zijn nog het resultaat van eigen werk. 

Deze activiteiten hadden als neveneffect dat hij begin jaren ‘70 bij het AG terechtkwam. “Een vriendje bij Philips zocht iemand om te helpen bij het maken van decors voor de musicaluitvoering van het AG. Dat sprak me wel aan. Van het een kwam het ander.” 

Na verloop van tijd stond hij ook zelf op de planken. In zijn typerende, onderkoelde stijl: “Op zeker moment gingen er nogal wat mensen weg en toen hebben ze me maar voorzitter gemaakt van de toneelclub.” Dat is hij tot op de dag van vandaag gebleven. 

Met al deze activiteiten kon hij als voormalig gymnasiast ook zijn belangstelling voor taal tot gelding brengen. “Als octrooigemachtigde moet je haarscherp formuleren wat een technicus heeft uitgevonden. En dat toch ook weer zo doen dat bijvoorbeeld een rechter begrijpt wat er staat. Bijzonder interessant werk.” Voor hem ook de reden om na zijn pensionering op 60-jarige leeftijd nog vijftien jaar ‘een eigen winkeltje’ op zijn vakgebied aan te houden.

Zijn interesse voor het overbrengen van informatie bracht hem in de AG-gelederen ook tot de suggestie om een eigen blad te beginnen, het ‘GewAG’ (met toen nog die hoofdletters erin).  In november 1991 verscheen de eerste aflevering. Een paar jaar later werd Jan zelf redacteur. “Net zoals op de middelbare school maakten we een tijdlang helemaal eigenhandig een soort schoolkrant, met allerlei tekeningen, columns en verhaaltjes.” 

Op zeker moment ontstond er behoefte aan iemand die met al het materiaal van de redactie naar de drukker ging om uit te leggen wat de bedoeling ermee was. Laconiek: “Zo rolde ik vanzelf in de rol van eindredacteur.” 

Ook dat werk doet hij tot op de dag van vandaag.  

Inmiddels hebben professionals zich ontfermd over de opzet en de uitvoering van het Gewag. Voor Jan een goed moment om zich per 1 januari 2018 terug te trekken. “Ik ben zo lang doorgegaan omdat het zo’n leuke groep is.” 

Achter zijn rol als voorzitter van de toneel- en cabaretgroep zet hij dan ook een punt. “Ik zal misschien nog weleens een toneelproject leiden. Want overal komen we mensen te kort.” Dat baart hem wel zorgen. Vroeger pakten de leden alles zelf aan. Nu moeten er nogal eens beroepskrachten worden ingehuurd. 

“Op een gegeven moment zijn er bij het AG geen mensen genoeg om het allemaal te organiseren. En om het gebouw te onderhouden. We hebben eigenlijk een grote sponsor nodig. “   

Met zijn neus er bovenop   

Jan Koppen zat bij Philips met zijn neus bovenop alle nieuwe ontdekkingen door zijn werk als octrooigemachtigde, na een studie natuurkunde aan de Universiteit van Amsterdam. Het bracht hem in de loop der jaren in vele landen. 

“De onderzoekers kwamen steeds met nieuwe producten die bescherming verdienden. Het was altijd een bijzondere ervaring om te praten met mensen die heel enthousiast waren over hun ontdekking. Soms moest ik ze teleurstellen en duidelijk maken dat een octrooi er niet in zat. Dat werd me niet altijd in dank afgenomen. Weet je trouwens met welk octrooi het meest verdiend is? Het octrooi voor de intervalschakelaar van de ruitenwisser. “

Dit interview verscheen eerder in Gewag 61